Een van de belangrijkste faciliteiten die de vennootschapsbelasting biedt aan vennootschappen bij een holdingstructuur is de deelnemingsvrijstelling. De deelnemingsvrijstelling is geregeld in art. 13 e.v. Wet VPB 1969 en houdt in dat alle voordelen (dividend, vervreemdingsvoordelen, herwaarderingen) die een BV of LTD ontvangt uit een deelneming in een andere aandelenvennootschap - in Nederland of in het buitenland - vrijgesteld zijn van vennootschapsbelasting. De winst wordt belast bij de dochtervennootschap, en niet nogmaals bij de moedervennootschap.
De wetgever wil met de deelnemingsvrijstelling voorkomen dat economische dubbele belasting plaatsvindt. De regeling geldt zowel voor binnenlands belastingplichtigen als voor buitenlands belastingplichtigen met Nederlands inkomen, bijvoorbeeld een Duitse GmbH met een vaste inrichting in Nederland. Van een deelneming is reeds sprake bij aandeelhouderschap van minimaal 5% van het nominaal gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij, die een vennootschap dient te zijn met een in aandelen verdeeld kapitaal. Bij een bezit dat minder is dan 5% kan de meetrekregeling van toepassing zijn, bijvoorbeeld indien een met de aandeelhouder (met een belang dat kleiner is dan 5%) verbonden lichaam een deelneming heeft in de dochter. De regeling geldt niet indien sprake is van een zogenaamde laagbelaste beleggingsdeelneming. Ook een belang in een commanditaire vennootschap kan fiscaal als deelneming voor de deelnemingsvrijstelling kwalificeren. Er behoeft geen verzoek om toepassing van de deelnemingsvrijstelling te worden gedaan.
Bij (toekomstige) bedrijfsoverdracht speelt de deelnemingsvrijstelling een belangrijke rol. De vervreemdingsvoordelen bij verkoop van aandelen van de dochter zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
Lees ook
Zoek hier in het Engels handelsregister
Ontvang uw gegevens per sms
Afspraken tussen aandeelhouders contractueel vastleggen
Uw online bestelling via een beveiligde verbinding