Belastingaanslagen kunnen zeer hoge boetes met zich meebrengen. Verzuimboetes (o.a. artikel 67a AWR) voor het niet of ontijdig indienen van de aangifte, of betalen van de belasting, zijn gemaximeerd tot € 5.514. Vergrijpboetes (o.a. art. 67cc t/m 67f AWR) omdat de Belastingdienst stelt dat u opzettelijk uw aangifte niet of te laat heeft ingediend, door uw toedoen grof schuldig of opzettelijk de aanslag te laag is vastgesteld of dat u grof schuldig of opzettelijk de fiscus te weinig, geen dan wel te laat uw belasting heeft betaald, kunnen echter oplopen tot 100% van het nagevorderde of geheven bedrag. Bij niet aangegeven box 3 inkomen kan de boete bij geval zelfs worden verhoogd tot maximaal 300%.
Hiermee zijn dus aanzienlijke belangen gemoeid. De indeling in boetepercentages is grof en laat een groot speelveld voor onduidelijkheid en uitleg in verband met de open normen en grote beleidsruimte in het fiscale sanctierecht. In de praktijk zien we dat de onduidelijke situatie wordt opgelost met de leer van het pleitbare standpunt. Behalve de financiële gevolgen van de boete kan zij leiden tot indirecte imagoschade in de relatie tot toezichthouders en aandeelhouders van uw onderneming.
Vaak stelt de Belastingdienst maar ook rechters dat het voldoende is dat de inspecteur de voor het opleggen van een boete vereiste feiten en omstandigheden aannemelijk maakt. Uit het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526 en HR 3 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:97 blijkt echter dat op de inspecteur een zware bewijslast rust. Ook als ten aanzien van de belastingheffing de bewijslast is omgekeerd en verzwaard. Hij moet overtuigend aantonen (doen blijken) dat hij de vergrijpboete terecht heeft opgelegd. Deze zwaardere bewijsmaatstaf geldt voor alle bestanddelen in artikel 67e lid 1 AWR, en lid 1 van de artikelen 67d en 76f AWR. Bij twijfel moet aan de belastingplichtige het voordeel van de twijfel worden gegund. Veel boetes kunnen de toets van de Hoge Raad niet doorstaan.
In Nederland wordt jaarlijks voor 200 miljoen aan fiscale boeten opgelegd. Een boeteprocedure wordt doorgaans gelijktijdig met de bezwaar- of beroepsprocedure gevoerd, maar kent zijn eigen regels en is verwant met het strafrecht, onder meer ten aanzien van de bewijsvoering en de verwijtbaarheid. Diepgaande kennis van zowel het fiscale recht als het strafrecht is cruciaal voor een optimaal verweer in boeteprocedures. Hierbij spelen onder meer vraagstukken over opzet, grove schuld, motivering, verjaring, inzage, bepaling van de hoogte van de boete, pleitbaar standpunt, afwezigheid van alle schuld (avas), ne bis in idem en una via beginsel, en de in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) neergelegde beleidsregels voor het opleggen van fiscale boetes. De rechter is aan dit beleid niet gebonden en dient een eigen beoordeling te maken. Er zijn mogelijkheden tot verweer die in de praktijk vaak niet worden benut. Wij kunnen u hierbij helpen.
Neemt u contact op met onze boetespecialisten indien aan u een boete is opgelegd.
Lees ook
Registreren voor BTW in Duitsland.
Maatschappelijk en geplaatst kapitaal, aandelenuitgifte en overdracht
Samenwerking goed regelen
Kies optimaal rendement en fiscaal voordeel met een holdingstructuur